Iedereen zal weten wat er mee bedoeld wordt: een zesjesmentaliteit. In het onderwijs in Nederland ‘lijden’ veel leerlingen hieraan, zo blijkt uit het onderwijsverslag van de onderwijsinspectie. In hetzelfde verslag staat dat de Nederlandse leerlingen de minst gemotiveerde zijn van allemaal. Waar komt dit door? Nog belangrijker: wat moet er veranderen? En, hoe staat het ervoor in het particuliere onderwijs?
Een zesjesmentaliteit: precies genoeg doen om een zes, en dus een voldoende, te halen, maar vaak niet voor het hoogst haalbare gaan. In het onderwijs komt het veel voor. In een onderwijsverslag van de onderwijsinspectie staat dat een groot aantal leerlingen en studenten weinig gemotiveerd is voor het leren. ‘Zij ervaren het recht op onderwijs louter als een plicht en zijn weinig enthousiast voor de lessen’, zo valt te lezen in het verslag.
Ook stellen de schrijvers een aantal vragen die stof tot nadenken geven: Hebben leerlingen wel plezier in leren? Waarom zijn Nederlandse leerlingen minder gemotiveerd dan leerlingen in andere landen? Zijn de lessen saai? Is het rooster een keurslijf? Worden leerlingen wel genoeg uitgedaagd? Het rapport is niet alleen maar negatief. Inspecteurs hebben ook ‘veel prachtige voorbeelden gezien van inspirerende en motiverende lessen’, zo valt te lezen.
Gebrekkige mentaliteit aan basis zesjesmentaliteit?
Een gebrek aan motivatie lijkt dus aan de basis te liggen van de zesjesmentaliteit. Waar kan dat aan liggen? In het rapport staat dat leerlingen aangeven dat ze soms onvoldoende weten waarvoor ze een bepaalde taak moeten uitvoeren. Daarnaast geeft slechts veertig procent van de leerlingen in het voorgezet onderwijs aan dat zij voldoende gemotiveerd worden door hun docent.
Docenten spelen hierin dus een belangrijke rol, maar ligt het ook niet gewoon aan een gebrekkige mentaliteit van de leerlingen? Moet iets altijd leuk zijn om je er voor in te willen/kunnen zetten? Leraren zouden misschien juist te veel bezig zijn met de lessen leuk en gezellig maken, zo wordt gesuggereerd in het NRC. In het artikel wordt de vergelijking gemaakt met een voetbaltrainer. ‘De trainer heeft een duidelijk doel voor ogen en of zijn spelers het nou leuk vinden of niet, daar hoort bepaalde oefenstof bij. Soms heel saaie en telkens weer herhalende oefeningen. Daar stelt niemand de vraag of spelers wel genoeg bij de oefenstof worden betrokken. Waarom moet dat op scholen dan wel zo centraal staan?’
In Nederland heerst daarnaast wellicht te weinig de mentaliteit om er boven uit te willen steken, wat een zesjesmentaliteit in de hand werkt. Leerlingen die een hoog cijfer halen, nemen bijna een excuserende houding aan tegenover medeleerlingen. Leo Prick, onderwijskenner, heeft in de NRC de stimulans voor een mentaliteitsverandering al bedacht. De extra gelden die aan het voortgezet onderwijs zijn toegezegd, zouden moeten worden besteed aan vrijstelling van collegegeld voor de vijftien procent leerlingen met de beste prestaties op het centraal schriftelijk eindexamen. Volgens hem is de zesjesmentaliteit dan binnen de kortste keren verdwenen.
Vakkenpakket
In het zelfde artikel in het NRC reageert een 17-jarige 6 vwo-scholier die van mening is dat de keuzevakken die leerlingen kunnen volgen, achterhaald zijn. ‘Waarom zou een bètajongen naast Engels verplicht een tweede vreemde taal moeten leren? Op die manier wordt demotivering en een zesjesmentaliteit in de hand gewerkt. De wereld verandert razendsnel, maar de keuze aan vakken op de middelbare scholen is al decennia hetzelfde’, vindt hij. Een andere reactie in hetzelfde artikel sluit daar op aan: ‘Welk vakkenprofiel ik ook kies, er zitten sowieso één of twee vakken bij die mij totaal niet interesseren en waar ik ook slecht in ben. Omdat ik veel tijd in die vakken moet steken om er een voldoende voor te halen, krijg ik de kans niet om beter te worden in de vakken waar ik al goed in ben. Het resultaat is dat ik ook daar zesjes en zeventjes voor haal en dus een zesjesmentaliteit zou hebben.’
In een artikel van de Volkskrant stond een originele oplossing: ‘Op elk vak moet de leerling het uiterste uit zichzelf kunnen halen. Als dat voor de talen een vwo-niveau en de wiskundige vakken een havo-niveau is, dan is dat een optimale uitkomst. Je moet dus vakken kunnen volgen en er examen in kunnen doen op verschillende niveaus.’
Individualisering als oplossing voor zesjesmentaliteit
De vakkenkeuze zou dus individueler moeten, dit geldt misschien ook wel voor de lessen. Niet iedere leerling heeft hetzelfde basisniveau. Om ervoor te zorgen dat iedere leerling voldoende wordt uitgedaagd, zou het wellicht helpen als de oefenstof niet voor iedere leerling hetzelfde is.
In een grote klas is gericht onderscheid daarin maken lastig. Makkelijker wordt dat als de klassen kleiner zijn. Het particuliere onderwijs is daarmee in het voordeel. Veelal zijn klassen niet groter dan acht leerlingen.
In een interview zei Merlijn Blankestijn, directeur van Instituut Blankestijn, zich niet te herkennen in een zesjesmentaliteit, in tegendeel zelfs. ‘Vergeleken met tien jaar geleden zijn de leerlingen veel gemotiveerder. Mede door de druk van universiteiten en HBO’s die hogere eisen stellen, langstudeerboetes en buitenlandse studenten die graag onze goede en relatief goedkope studies willen volgen.’ Dankzij de aangescherpte eindexameneisen kunnen leerlingen het zich ook minder permitteren om achterover te leunen. ‘Er is minder ruimte voor fouten.’